Blog

De nieuwe wettelijke regeling omtrent draagmoederschap

De draagmoeder is in de nieuwe wettelijke regeling ‘slechts’ de vrouw uit wie het kind is geboren.  In de nieuwe wettelijke regeling bestaat de mogelijkheid om direct vanaf de geboorte de juridische ouders van het kind te worden. Artikelen 1:198 en 1:199 BW worden aangepast om dit te faciliteren.

Een nieuwe afdeling wordt toegevoegd aan Boek 1 van het BW, namelijk afdeling 1.11.7 met betrekking tot ‘ouderschap na draagmoederschap’. Deze afdeling zal de nieuwe artikelen 1:213-221 BW bevatten.

Het draagmoederschapstraject moet voorafgaand aan de conceptie worden beoordeeld door de rechter, zoals vastgelegd in het nieuwe artikel 2:214 BW. Dit artikel bepaalt dat toewijzing van juridisch ouderschap gebeurt via een gerechtelijke uitspraak op gezamenlijk verzoek van de draagmoeder en de wensouders. Juridisch ouderschap wordt alleen toegewezen als dit in het belang van het kind is en wanneer de vrije instemming van alle betrokkenen blijkt.[1] Het verzoek moet een, door allen ondertekende, draagmoederschapsovereenkomst bevatten.

Wil de rechtbank het ouderschap na draagmoederschap toekennen, dan moet er worden voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:215 lid 1 BW.

Artikel 2:215 lid 1 luidt:

  1. wensouders moeten een verslag van de afgeronde voorlichting en counseling over zowel de juridische als de psychologische aspecten van draagmoederschap afgeven;
  2. de draagmoeder moet ter zitting verklaren nog niet zwanger te zijn;
  3. alle betrokkenen moeten meerderjarig zijn;
  4. tenminste één van de wensouders moet de genetische ouder van het kind zijn of de onmogelijkheid hiervan aannemelijk is gemaakt;
  5. de identiteit van degene die zaadcellen of eicellen heeft afgestaan moet voor het kind te achterhalen zijn;
  6. de draagmoeder mag niet meer dan de vastgestelde maximaal toegestane vergoeding ontvangen; 
  7. zowel de draagmoeder alsook de wensouders moeten tijdens de totstandkoming van de draagmoederschapsovereenkomst worden bijgestaan door een onafhankelijke juridisch deskundige; 
  8. de garantie dat de familierechtelijke betrekking tussen kind en ten minste één wensouder zal worden erkend;
  9. vaststaat dat het kind de nationaliteit van één de wensouders krijgt;  
  10. de zekerheid dat de draagmoeder en de wensouders een verblijfplaats in Nederland hebben; en
  11. de draagmoeder en één van de wensouders de Nederlandse nationaliteit hebben.

Het verzoek om ouderschap toe te kennen moet voorzien zijn van een draagmoederschapsovereenkomst dat door alle betrokken partijen is ondertekend. Volgens artikel 1:216 BW moeten in de draagmoederschapsovereenkomst ten minste de volgende afspraken worden opgenomen:

  1. de vergoedingen en de aanvullende tegemoetkoming van de wensouders aan de draagmoeder in verband met het draagmoederschap;
  2. de beschikbaarheid van juridisch advies en de wijze waarop de draagmoeder voorafgaand aan, gedurende en tot drie maanden na afloop van de zwangerschap dit advies kan verkrijgen, waarbij de kosten hiervan worden gedragen door de wensouder of wensouders; 
  3. de wijze waarop de risico’s verbonden aan het draagmoederschap in redelijke mate zijn afgedekt;
  4. het contact tussen de draagmoeder en het kind na de geboorte; en 
  5. de herkomst van zaadcellen of eicellen die zullen worden gebruikt bij het draagmoederschap.

De gerechtelijke toekenning van het ouderschap kan onder omstandigheden na draagmoederschap worden herroepen.

Is de draagmoeder nog niet zwanger of is nog geen kind geboren, dan is op grond van artikel 1:220 lid 1 BW herroeping altijd mogelijk. De draagmoeder kan een herroeping verzoeken indien sprake is van bedreiging, dwaling, bedrog of gewijzigde omstandigheden en de rechtbank de herroeping in het belang van het kind acht.

Op grond van artikel 1:220 lid 3 BW kunnen de wensouders een toekenning van het juridisch ouderschap herroepen indien er sprake is van bedreiging, dwaling of de draagmoeder hen heeft bedrogen hoe de zwangerschap tot stand is gekomen.

Verzoek tot herroeping dient ingediend te worden vóór de geboorte van het kind of binnen 3 maanden daarna. De rechtbank behandelt het verzoek binnen 6 weken. Artikel 1:221 BW bepaalt dat na definitieve herroeping de eerdere toekenning geacht wordt nooit te hebben plaatsgevonden. In de praktijk betekent dit dat bij de geboorte de draagmoeder als de juridisch ouder van het kind wordt beschouwd.


[1] Artikel 1:214 lid 3 BW.

No Comments Yet


Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *