Ouders hebben in principe het gezag over hun kinderen. Gezag hebben houdt in dat de ouder het kind moet opvoeden en verzorgen. Normaal gesproken hebben ouders het recht om zelf te bepalen hoe ze hun kinderen opvoeden en verzorgen. Toch zijn er situaties waarin de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigd wordt, waardoor de vrijheid van ouders om het kind zelf op te voeden beperkt moet worden. Dit alles wordt gedaan in het belang van het kind. De maatregelen die dan getroffen worden heten kinderbeschermingsmaatregelen. Welke kinderbeschermingsmaatregelen zijn er eigenlijk in Nederland? En wanneer mogen deze opgelegd worden?
Ondertoezichtstelling
De ondertoezichtstelling is een kinderbeschermingsmaatregel waarbij ouders het gezag over het kind houden, maar er komt dan een persoon helpen bij uitoefening van dit gezag. Deze persoon heet een gezinsvoogd en zal de ouders dus helpen bij het opvoeden en verzorgen van het kind. Een ondertoezichtstelling wordt meestal opgelegd door de Raad voor de Kinderbescherming. Als de ontwikkeling van het kind ernstig in gevaar is kan deze maatregel worden opgelegd. Daarnaast moeten de ouders de noodzakelijke hulp of zorg om dit te verminderen niet hebben aangenomen. Ook moet er een verwachting zijn dat binnen een niet al te lange tijd de ouders weer zelfstandig het kind kunnen opvoeden en verzorgen.
Uithuisplaatsing
Een andere kinderbeschermingsmaatregel is de uithuisplaatsing. Deze maatregel houdt in dat een kind ergens anders gaat wonen dan bij zijn ouders. Een uithuisplaatsing kan alleen worden opgelegd als het kind ook onder toezicht is gesteld. Een uithuisplaatsing vindt plaats als dit noodzakelijk is voor de opvoeding en verzorging van het kind of als een uithuisplaatsing noodzakelijk is voor het onderzoeken van de gezondheid van het kind. De uithuisplaatsing wordt opgelegd door de Raad voor de Kinderbescherming, maar de rechter moet hier wel toestemming voor hebben gegeven.
Beëindiging van het gezag
Dit is de meest zware kinderbeschermingsmaatregel die er is. Deze maatregel houdt in dat de ouders het gezag over het kind verliezen. Ouders hebben dan dus niks meer te zeggen over de opvoeding en verzorging van hun kind. Deze maatregel mag opgelegd worden als de ontwikkeling van het kind ernstig in gevaar is. De ouder is dan niet in staat om voor het kind te zorgen en dit zal waarschijnlijk niet snel genoeg veranderen. Deze maatregel wordt meestal verzocht aan de rechter door de Raad voor de Kinderbescherming of door een pleegouder (de persoon die langer dan een jaar het kind verzorgt). Ook het Openbaar Ministerie kan de kinderrechter vragen het gezag te beëindigen.
Conclusie
De kinderbeschermingsmaatregelen die wij in Nederland kennen zijn dus: de ondertoezichtstelling, de uithuisplaatsing en de beëindiging van het gezag. Belangrijk om te onthouden is dat deze maatregelen alleen worden opgelegd als de ontwikkeling van het kind ernstig in gevaar is. Deze maatregelen worden dus niet te gemakkelijk opgelegd. Dit komt doordat de relatie tussen ouder en kind in principe het belangrijkst is. Er wordt dan ook altijd naar de minst ingrijpende maatregel gezocht en het belang van het kind staat daarbij altijd voorop.
No Comments Yet